Donderdagavond ong. 21.00.
Jezus bidt in de hof van Getsemané
Jezus bidt in de hof van Getsemané
En zij
kwamen in een plaats, welker naam was Gethsémané, en Hij zeide tot Zijn
discipelen: Zit hier neder, totdat Ik gebeden zal hebben.
En Hij
nam met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes, en begon verbaasd en zeer beangst
te worden;
En zeide tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd
tot den dood toe; blijft hier, en waakt.
En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op de aarde, en bad, zo het mogelijk ware, dat die ure van Hem voorbijginge.
En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op de aarde, en bad, zo het mogelijk ware, dat die ure van Hem voorbijginge.
En Hij
zeide: Abba, Vader! alle dingen zijn U mogelijk; neem dezen drinkbeker van Mij
weg, doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt. (Marcus 14:32-36)
En van Hem werd gezien een engel uit
den hemel, die Hem versterkte.
En in zware
strijd zijnde, bad Hij te ernstiger. En zijn zweet werd gelijk grote droppelen
bloeds, die op de aarde afliepen (Lukas 22:43-44)
Hij liep terug naar de leerlingen en zag dat ze lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Konden jullie niet eens één uur met mij waken?
Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’
Voor de tweede maal liep hij van hen weg en bad: ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan mij voorbijgaat zonder dat ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals u het wilt.’
(Mattheus 26:40-42)
Toen hij weer terugkwam, lagen ze opnieuw te slapen, want hun ogen vielen steeds dicht, en ze wisten niet wat ze hem moesten antwoorden. (Marcus 14:40)
Hij liet hen achter, liep opnieuw wat verder en bad voor de derde maal, met dezelfde woorden als daarvoor.
Daarna voegde hij zich weer bij de leerlingen en zei: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? En dat terwijl het ogenblik nabij is waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan zondaars. Sta op, laten we gaan; kijk, hij die mij uitlevert, is al vlakbij.’
(Matt 26:44-46)
Hij liep terug naar de leerlingen en zag dat ze lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Konden jullie niet eens één uur met mij waken?
Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’
Voor de tweede maal liep hij van hen weg en bad: ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan mij voorbijgaat zonder dat ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals u het wilt.’
(Mattheus 26:40-42)
Toen hij weer terugkwam, lagen ze opnieuw te slapen, want hun ogen vielen steeds dicht, en ze wisten niet wat ze hem moesten antwoorden. (Marcus 14:40)
Hij liet hen achter, liep opnieuw wat verder en bad voor de derde maal, met dezelfde woorden als daarvoor.
Daarna voegde hij zich weer bij de leerlingen en zei: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? En dat terwijl het ogenblik nabij is waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan zondaars. Sta op, laten we gaan; kijk, hij die mij uitlevert, is al vlakbij.’
(Matt 26:44-46)
Gevangenneming
van Jezus
Jezus, dit gezegd hebbende, ging uit met Zijn
discipelen over de beek Kedron, waar een hof was, in welken Hij ging, en Zijn
discipelen.
En Judas, die Hem verried, wist ook die
plaats, dewijl Jezus aldaar dikwijls vergaderd was geweest met Zijn discipelen.
Judas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en enige dienaars
van de overpriesters en farizeeën, kwam aldaar met lantaarnen, en fakkelen, en
wapenen.
(Johannes 18:1-3)
(Johannes 18:1-3)
En die Hem verried,
had hun een gemeen teken gegeven, zeggende: Dien ik kussen zal, Die is het,
grijpt Hem, en leidt Hem zekerlijk henen.
En als hij gekomen was, ging hij
terstond tot Hem, en zeide: Rabbi, Rabbi, en kuste Hem.
|
(Marcus 14:44-45)
En Jezus zeide tot hem: Judas, verraadt
gij den Zoon des mensen met een kus?
|
(Lukas 22:48)
Jezus dan, wetende
alles, wat over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij?
Zij antwoordden Hem: Jezus den Nazaréner.
Jezus zeide tot hen: Ik ben het. En Judas, die Hem verried, stond ook bij hen.
Als Hij dan tot hen zeide: Ik ben het;
gingen zij achterwaarts, en vielen ter aarde.
Hij vraagde hun dan
wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazaréner.
Jezus antwoordde: Ik heb
u gezegd, dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan.
Opdat het woord vervuld
zou worden, dat Hij gezegd had: Uit degenen, die Gij Mij gegeven hebt, heb
Ik niemand verloren. (Johannes
18:4-9)
En die bij Hem waren, ziende, wat er geschieden zou, zeiden tot
Hem: Heere, zullen wij met het zwaard slaan?(Lukas 22:49)
Simon Petrus dan,
hebbende een zwaard, trok hetzelve uit, en sloeg des
hogepriesters dienstknecht, en hieuw zijn rechteroor af. En de naam van den
dienstknecht was Malchus.
|
(Johannes 18:10)
Toen zeide Jezus tot
hem: Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard
nemen, zullen door het zwaard vergaan.
Of meent gij, dat Ik
Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen
engelen bijzetten?
|
(Matt 26: 52-54)
En Jezus, antwoordende, zeide: Laat hen tot
hiertoe geworden; en raakte zijn oor aan, en heelde hem. (Lukas
22:51)
Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker, dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken? (Johannes 18:11)
Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker, dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken? (Johannes 18:11)
Ter zelfder ure sprak Jezus tot de scharen: Gij zijt uitgegaan als
tegen een moordenaar, met zwaarden en stokken, om Mij te vangen; dagelijks zat
Ik bij u, lerende in den tempel, en gij hebt Mij niet gegrepen; (Mattheus
26:55)
Als Ik dagelijks met u was in den tempel, zo hebt gij de handen tegen Mij niet uitgestoken; maar dit is uw ure, en de macht der duisternis. (Lukas 22:53)
Als Ik dagelijks met u was in den tempel, zo hebt gij de handen tegen Mij niet uitgestoken; maar dit is uw ure, en de macht der duisternis. (Lukas 22:53)
Doch dit alles is geschied, opdat de Schriften der profeten zouden
vervuld worden. Toen vluchtten al de
discipelen, Hem verlatende. (Mattheus 26:56)
En een zeker jongeling volgde Hem,
hebbende een lijnwaad omgedaan over het naakte lijf, en de
jongelingen grepen hem.
En hij, het lijnwaad verlatende, is
naakt van hen gevloden.
|
(Marcus 14: 51-52)
#Wilkin vd Kamp in #hetwondervanhetkruis
*wordt vervolgd*
Geen opmerkingen:
Een reactie posten